Langs de Bordrand (2): Tijdnood.
Door Piet de Jonge.
Gelukkig kan het onderstaande verhaal zich met het huidige speeltempo in de landelijke competitie niet meer voordoen. In het verleden had een speler 2 uur voor de eerste 40 zetten en vervolgens 1 uur voor de volgende 20 zetten en dan een kwartier voor de rest van de partij.
Je had dus minstens 2 keer bij elke partij de kans dat er een tijdnoodfase zou aanbreken. Elke wedstrijd op de hoogste 3 niveaus heeft een onafhankelijke wedstrijdleider die door de bond wordt aangewezen. In die situatie speelt het onderstaande verhaal.
Waarschijnlijk zullen de leden van de schaakvereniging de komende maanden weinig last hebben van het bovenstaande thema, maar toch steekt dit probleem op de clubavonden regelmatig de kop op.
Het zijn ook altijd dezelfde spelers die tijdnoodproblemen hebben. Is het een kwestie van de bedenktijd verkeerd indelen, of zijn het gewoon trage denkers?
Het is moeilijk om daar een algemeen antwoord op te geven, maar toch kan het verschijnsel tijdnood een wedstrijdleider van een bondswedstrijd behoorlijk in de problemen helpen.
Het lijkt allemaal zo gemakkelijk. Iedere speler noteert zijn partij en zorgt ervoor dat het vereiste aantal zetten in de daarvoor beschikbaar gestelde tijd gebeuren. Aan de hand van het notatieformulier kan vastgesteld worden wanneer het zettenaantal gehaald is en wanneer er dus over afbreken nagedacht kan worden.
Simpeler kan het toch niet voor een wedstrijdleider?
Bovendien heeft iedereen een notatieplicht en moet hij dus zijn eigen zetten en die van zijn tegenstander opschrijven, doet hij dat niet, dan wordt hij door de wedstrijdleider op zijn vingers getikt (Niet te hard, want anders kan hij niet meer noteren!) en er vriendelijk op gewezen dat hij alle zetten op moet schrijven.
Weigert hij dat, dan wordt de partij voor hem verloren verklaard, omdat hij zich niet aan de FIDE-regels wil onderwerpen (artikel 11.4).
Er is slechts enkele situatie waarin een speler tijdelijk de zetten niet behoeft te noteren en dat is nu net als hij in tijdnood zit.
Als je minder dan 5 minuten tot de tijdcontrole op je klok hebt, dan ben je volgens het reglement in tijdnood. Dit is natuurlijk betrekkelijk, want als je nog maar 2 zetten moet doen, valt die tijdnood best mee.
Alleen in de laatste 5 minuten tot de tijdcontrole is er dus geen notatieplicht, maar zodra de vlag gevallen is moet je wel de notatie bijwerken.
Op zich is er nog niets aan de hand, want als er slechts één speler in tijdnood is, dan heeft de andere wel een plicht tot noteren en is er dus aan de hand van dat formulier vast te stellen of het vereiste aantal zetten gedaan is op het moment dat de vlag valt.
En zeg nu zelf: wanneer komt het nu voor dat beide spelers minder dan 5 minuten op de klok hebben en echt in tijdnood zitten?
Zo dacht ik ook altijd, maar sinds kort weet ik wel beter.
Stel je eens voor: je bent wedstrijdleider bij een wedstrijd tussen 2 tientallen. Er is al 1 partij vooruit gespeeld en op de speeldag zelf zijn er dus slechts 9 partijen die gespeeld worden. Alles verloopt soepel en de eerste tijdcontrole begint in zicht te komen.
Van de 9 partijen die aan de gang waren, zijn er echter slechts 3 al afgelopen. De overige 6 zijn nog bezig en er is nog slechts een kwartier te gaan tot de tijdcontrole. Op diverse borden moeten nog een zet of 15 gedaan worden.
Het lijkt mij dat je je als wedstrijdleider toch niet helemaal lekker moet gaan voelen in deze situatie, want hoe moet je nu gaan handelen?
Eigenlijk zou je bij elk bord moeten gaan staan en de resterende zetten opschrijven voor het geval de spelers op een gegeven moment met noteren stoppen, want je moet toch op de een of andere manier zien te controleren of er straks voldoende zetten gedaan zijn.
Jezelf opsplitsen in 6 delen gaat niet, dus wat te doen? Gelukkig zijn er ineens 2 partijen afgelopen. Je hebt er dus nog maar 4 over. Maar in deze 4 partijen is het dan ook echt raak. Tijdnood bij beide spelers; geen van de 8 spelers noteert nog.
Gelukkig mag een wedstrijdleider helpers aanstellen en bij ieder bord neerzetten. Dit moet natuurlijk wel gedaan worden voordat er met het ‘vluggeren’ begonnen wordt. Dit gebeurt dan ook op tijd. Ieder bord heeft een speciale waarnemer, die alleen maar de zetten op mag schrijven. Er mag niet gezegd worden dat de (35e of) 40e zet gedaan is.
Als de krijtdampen opgetrokken zijn, blijken 2 partijen in de tijdnoodfase beëindigd te zijn. Waarschijnlijk via een blunder of zo. In 1 partij is duidelijk dat er voldoende zetten gedaan zijn en daar wordt de notatie bijgewerkt en speelt men verder.
In de laatste partij echter valt op een gegeven moment de vlag en geen van beiden weet of er nu net wel of net geen 40e zet gedaan is. Gelukkig staat de wedstrijdleider zelf bij deze partij te noteren. De klok wordt stilgezet en de notatieformulieren worden bij elkaar gelegd.
Op een ander bord wordt de partij nagespeeld. Het eerste deel van de partij aan de hand van de notatieformulieren van de beide spelers en het laatste stuk met behulp van de notatie van de wedstrijdleider en het geheugen van de beide spelers.
En wat blijkt? De 40e zet is precies gehaald. Opgelucht wordt er ademgehaald en er wordt weer verder gespeeld nadat de notatieformulieren zijn bijgewerkt.
De wedstrijdleider gaat rustig op een stil plekje zitten bijkomen.
Het bovenstaande is allemaal fantasie?
Dan bent U zeker toevallig net niet even langs geweest bij de wedstrijd Lohuis de Variant 1 – Groningen 1 in de hoofdklasse van de landelijke competitie op zaterdag 7 april 1990 in Breda.
Daar speelde bovengeschetste gebeurtenissen zich namelijk echt af.
Wie de wedstrijdleider daar was laten we verder maar in het ongewisse: die man zit nog bij te komen van alle emoties.