Jan Hein Donner (1927 – 1988)

Door Lex van Asperen (uit ons clubblad van januari 2006).

Hoofdstuk 2 (slot).

De meeste historische beschrijvingen over prominente schaakgrootheden beperken zich in het algemeen tot de spectaculaire schaaksuccessen die zij in hun carrière wisten te bereiken. Hun maatschappelijke betrokkenheid, al dan niet van betekenis, is meestal onbekend.

Een enkel schandaal daar gelaten. Zo’n schandaal betrof bijvoorbeeld Aljechin, die berucht was om zijn drankmisbruik, maar nog veel meer om zijn nazi-verleden. Dat laatste kostte hem zijn wereldtitel en carrière. Verguisd ging hij ten onder.

Bekend is ook de omstreden handel en wandel van Bobby Fisher. En Max Euwe niet te vergeten, bijna een tegenhanger, qua fatsoen en gedrag, van Fisher. Zo zijn er nog wel enkelen te noemen,

Zoals Ludek Pachman over wie Arie Hoogstad al eens een artikel heeft geschreven. Een Tjechische schaker die zich fel keerde tegen het toenmalige communistische systeem in zijn land. Maar veel verder dan een naamsbekendheid van de grote schakers komt men meestal niet.

Uit enkele reacties op het artikel over de schaker Jan Hein Donner in het vorige nummer bleek wel dat het tragische einde van hem wat minder bekend is dan zijn faam als schaakgrootmeester. Te begrijpen, want voor sommige van onze leden zijn dat gebeurtenissen uit het verre, grijze verleden.

Dat maakt het daarom niet minder interessant, te meer omdat zijn carrière zich in de zestiger- zeventiger jaren afspeelde. Historisch gezien ee tijd van grote sociale beroeringen, die het toenmalige maatschappelijke en politieke landschap danig hebben aangetast. Men zegt wel eens een tijd waarin Nederland zijn kleinburgerlijk conservatisme verloor.

‘Heini’, zoals Hein Donner in familiekring werd genoemd, groeide op in een zeer orthodox gezin. Zijn keuze om beroepsschaker te worden verried een diepe behoefte zich af te zetten tegen het eigen milieu. In een periode die gekenmerkt werd door de opkomst van provo’s, actiegroepen, krakersbeweging en de flower power cultus.

Ik herinner mij nog dat ik bij een uitgeverij op de Stadhouderskade een dag heb vastgezeten, omdat de politie gesteund door een politiehelikopter de wijk had afgezet in verband met het ontruimen van een krakersbolwerk.

In die jaren zestig van de vorige eeuw werd vooral het beeldje: “Het Lieverdje” op het Spui in Amsterdam een berucht trefpunt van maatschappijvernieuwende acties van de provo’s.

Allerminst een provo.

Ook Donner’s vrouw Irène was in Amsterdam gemeenteraadslid voor de anarchistische beweging Provo geworden. Donner, allerminst een provo, volgde de happenings en ‘wereldschokkende’ gebeurtenissen kritisch en op afstand.

Het is tegen deze achtergrond dat het hierna volgende stukje uit zijn verzamelde columns: “Slecht nieuws voor iedereen”, moet worden bezien. Geschreven door hem voor het NRC Handelsblad, in de tijd dat hij volkomen invalide was en met heel veel inspanning en levensmoed had leren tikken met één vinger.

Opvallend is dat de inhoud van het boekje nauwelijks gedateerd is.

Zet, zet, mat.

In grote lijnen zouden deze columns nu (2006) geschreven kunnen zijn. Renate Rubinstein (overleden in 1990) schreef over zijn stukjes het volgende:

“Het gedrag van Donner lijkt op zijn korte stukjes. Dezelfde economie van middelen, dezelfde doordachtheid. Men Stelle zich voor: Donner kan zijn woorden niet lezen. Hij kan ze alleen tikken.

Hij kan dus niets veranderen of verbeteren. Hij kan zich ook niet laten inspireren door de zin die hij net getikt heeft. Hij moet alles in zijn hoofd rond hebben voor het op papier komt.

Hij heeft zijn strategie: als hij zijn eerste zin opschrijft weet hij hoe zijn laatste zin zal eindigen.

Zet, zet, mat. Hij heeft het brein van een schaker. En aangezien hij door geen tegenpartij onderbroken wordt is hij een schaker die wint”.

Nu een fragment uit ėėn van zijn columns, geschreven in 1987, bijna 20 jaar geleden (2006), met als titel: Schelden.

Als dit artikel nu door een willekeurige, andere columnist in een of ander dagblad zou zijn verschenen, dan vraag ik mij af of dat zou worden opgemerkt. Zelfs de door hem aangehaalde persoon Jan Mulder kan men nog bijna dagelijks (2006) op de TV aantreffen.

Schelden.

“. . . . . . . . . . . . . . . Schelden en beledigen zijn in verval omdat ze niet meer als zodanig herkend en erkend worden. Dat was de wereld die Jan Arends (buitenissige schrijver 1925-1974) zag aankomen: een samenleving zonder beledigen of beledigd worden, een wereld waarin het niet meer mogelijk zou zijn onder te gaan als een hond. Daarom stapte hij eruit.

De vreselijkste belediging van de belediging is het begrip. Ook al vooronderstelt iedere belediging een gesloten systeem van normen, daarom mag nog niet uit een willekeurige belediging tot een achterliggend systeem van normen worden geconcludeerd. Dan gaat men er toe over om ‘fascisme’ of ‘rassisme’ te noemen -ja corrector, zo schrijf ik dat, want een racist is voor mij een man met een racefiets- (woordgrapje) wat in feite alleen maar een belediging is.

Dat kan tot grote begripsverwarring voeren. Zoals Jan Mulder niet lang geleden op tv liet zien.

Het ging over de excessen die jeugdige voetbalsupporters (toen ook al en nog niets veranderd alhoewel deze supporters tegenwoordig hooligans worden genoemd) tegenwoordig vertonen.

Wanneer hun club tegen Ajax moet spelen. Zij komen dan met hakenkruizen opzetten en brullen luid de namen van nazivernietigingskampen uit de oorlog.

Dat geeft veel ergernis, wat natuurlijk ook de bedoeling is.

De media maken van het gebeuren veel ophef. Lang is de stoet van volksgroepen die in hun diepste gevoelens gekwetst zijn. De antifascisten zijn niet van het scherm en daarbij zijn vooral de diverse nationale politieke partijen oververtegenwoordigd. 

Jan Mulder had zich daaraan geërgerd en raadde ieder aan de zaak liever te negeren, want met al die verontwaardiging lokte je het maar uit.

Dat is echter een geweldige vergissing!

Juist omdat het inderdaad niet om rassisme gaat, maar om gewone belediging kan het niet onopgemerkt passeren.

Alleen de beledigde heeft het recht te vergeten of te vergoelijken. Verder niemand . . . . . . . . . . . .“

Zijn artikel eindigt tenslotte met de slotzin: “Zolang er nog één joodse Amsterdammer niet gehinderd wenst te worden door herinneringen uit de oorlog, dient hij het volle geweld van de rechtsstaat aan zijn zijde te hebben”.

Vrijheid van meningsuiting?

Een oud, maar niettemin een actueel onderwerp met name geschreven voor voorstanders van een onbeperkte vrijheid va meningsuiting, die, voorzichtig gesteld, onfatsoen, gebruik van grove termen en schelden als een onvervreemdbaar recht van de democratie beschouwen.

Opgetekend in 1983 door een geheel ander mens -bovendien een ernstig gehandicapt mens in zijn laatste dagen- die achter de soms omstreden schaker Jan Hein Donner schuil ging.